Nieuws

Ontzorgen in administratie en advies

Gevolgen arrest Hoge Raad inzake box 3

Door middel van dit bericht willen wij u graag informeren over een recente uitspraak van de Hoge Raad inzake de belastingheffing in box 3.

Wat speelt er?

Al langere tijd is er discussie over de hoogte van de vermogensrendementsheffing in box 3. De Hoge Raad concludeerde in 2019 echter dat de heffing in box 3 weliswaar in veel gevallen buitensporig is, maar de Hoge Raad verbond hier geen directe gevolgen aan. De Hoge Raad wilde niet op de stoel van de wetgever gaan zitten (waardoor de aanslag in de procedure waarover de Hoge Raad een oordeel gaf (toch) niet werd verminderd). Dit arrest had betrekking op de jaren vóór 2017. Slechts in uitzonderlijke (individuele) situaties waarbij sprake was van een buitensporige last, beoordeeld in samenhang met de gehele financiële situatie van de desbetreffende belastingplichtige, oordeelde een (lagere) rechter héél sporadisch dat de aanslag daadwerkelijk verminderd moest worden.

Per 1 januari 2017 heeft de wetgever, ook onder druk van maatschappelijke onrust, belangrijke wijzigingen in de berekening van het fictieve rendement in box 3 doorgevoerd. Het tarief werd gedifferentieerd door invoering van drie schijven. Hoe hoger het vermogen, hoe hoger het fictief rendement. Uitgangspunt hierbij was de gedachte dat naarmate het vermogen hoger wordt, iemand meer risico wilt lopen, waardoor een hoger rendement wordt gerealiseerd. De wetgever beoogde hiermee ook aan de kritiek op de box 3 heffing tegemoet te komen.

Op 24 december 2021 heeft de Hoge Raad wederom over de heffing in box 3 een oordeel geveld. Geoordeeld werd dat (in de berechte situatie) de belastingheffing in box 3 over de jaren 2017 en 2018 strijdig is met het eigendomsrecht en discriminatieverbod. Tegen de algemene verwachtingen in is de Hoge Raad echter ook van oordeel dat de belastingplichtige “rechtsherstel” dient te worden geboden door over de jaren 2017 en 2018 alleen het werkelijk rendement in de heffing te betrekken. Het bieden van rechtsherstel is een breuk met de lijn die de Hoge Raad volgde in het arrest van 2019, toen geoordeeld werd dat de wetgever aan zet was.

Wat houdt dit precies in?

In 2017 is het box 3-systeem zo aangepast dat spaarders, ook als alleen maar wordt gespaard (hetgeen, zoals bekend, weinig tot geen rendement oplevert) en niet wordt belegd, met een fictief rendement worden geconfronteerd, waarvan de hoogte is gebaseerd op een mix van sparen en beleggen. Naarmate het vermogen toeneemt, wordt men geacht meer te beleggen, waardoor het fictief rendement hoger wordt. In bepaalde gevallen betaalden spaarders daardoor 30% box 3-heffing over een veel hoger (door de Belastingdienst berekend fictief) rendement dan het werkelijke gerealiseerde rendement. Als gevolg hiervan was de te betalen belasting zelfs hoger dan het gerealiseerde werkelijk rendement, waardoor de spaarders inteerden op hun vermogen door de betaling van de belastingaanslag. Aan die situatie heeft de Hoge Raad nu een einde gemaakt. Er mag in dergelijke situaties met betrekking tot de jaren 2017 en later alleen maar belasting worden geheven over het werkelijk gerealiseerde rendement.

Op dit moment is er veel onzekerheid over de gevolgen van het arrest van 24 december 2021. Het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst zijn nu aan zet. Welke gevolgen worden er verbonden aan het arrest? Het Ministerie heeft reeds gecommuniceerd dat er tijd nodig is om het arrest te bestuderen en de gevolgen van het arrest in kaart te brengen. Dat zal inderdaad niet eenvoudig zijn. In dit kader is het volgende van belang:

  • De box 3 heffing is niet van tafel. De Hoge Raad oordeelt dat de tariefdifferentiatie van 2017 niet door de beugel kan indien dit leidt tot een aanzienlijk hogere heffing dan het daadwerkelijk behaalde rendement. Heffing dient dan plaats te vinden over het werkelijk behaalde rendement.
  • Het arrest ziet op een specifieke situatie, met name op de situatie dat het vermogen in box 3 voornamelijk uit spaargeld bestaat. Nog niet bekend is of het arrest uitsluitend gevolgen heeft voor vergelijkbare situaties. Wat zijn bijvoorbeeld de gevolgen voor belastingplichtigen die slechts over een klein spaarsaldo beschikken en  daarnaast ook beleggen in effecten en /of in onroerende zaken?
  • Bij veel belastingplichtigen met een fors vermogen in box 3 bestaat het vermogen wel (grotendeels) uit onroerende zaken, vorderingen en/of effecten. Deze belastingplichtigen hebben vaak juist voordeel bij de heffing op basis van een fictief rendement. Het werkelijk behaalde rendement is veelal hoger. Deze klanten hebben dus geen baat bij het arrest.
  • In het nieuwe regeerakkoord is opgenomen dat vanaf het jaar 2025 de belastingheffing op vermogen niet meer gebaseerd gaat worden op een fictief rendement, maar op werkelijk gerealiseerd rendement. Wordt, gezien het arrest van 24 december 2021, deze wijziging nu eerder ingevoerd?

Vele vragen, waar nog geen antwoord op te geven is. We zullen de reactie van de Belastingdienst/het Ministerie, politieke ontwikkelingen en wellicht meer jurisprudentie moeten afwachten.

Wat kunnen we wel doen?

Dat hangt af van uw situatie.
Wanneer u in box 3 alleen spaarvermogen heeft en boven de vrijstelling uitkomt, is het, gezien de huidige rentestanden, goed mogelijk dat u door de box 3-heffing inteert op uw vermogen. De belasting over het veronderstelde fictieve rendement is dan veelal hoger dan het rendement dat u daadwerkelijk heeft behaald. In dit geval is het verstandig bezwaar te maken tegen aanslagen Inkomstenbelasting waarvan de bezwaartermijn van 6 weken nog niet is verstreken en aanslagen Inkomstenbelasting die in de komende periode nog worden opgelegd.

Heeft u echter naast uw spaartegoeden nog andere vermogensbestanddelen in box 3 (bijvoorbeeld onroerende zaken, uitgeleend geld of beleggingen), dan is het goed mogelijk dat u toch voldoende rendement heeft gerealiseerd. Denkt u hierbij bijvoorbeeld aan ontvangen huur, pacht, rente over uitgeleend geld of gerealiseerde beleggingsresultaten. In de situatie waarin het totale gerealiseerde rendement aanzienlijk hoger is dan het door de Belastingdienst berekende fictief rendement, zal het maken van bezwaar waarschijnlijk niet gunstig zijn.

Zoals reeds weergegeven kan bezwaar worden gemaakt als uw definitieve aanslag over de jaren t/m 2020 is opgelegd, maar de bezwaartermijn van 6 weken na dagtekening van de aanslag nog niet is verstreken. Tevens kan bezwaar worden aangetekend tegen definitieve aanslagen die nog opgelegd moeten worden. Dit laatste is mogelijk zodra de aanslag is vastgesteld.

Indien u vragen heeft over de gevolgen van genoemd arrest voor uw concrete situatie, dan zijn wij uiteraard bereid met u mee te denken. Wilt u dan met uw relatiebeheerder contact opnemen?

Ook als u wilt dat wij voor u bezwaar maken tegen reeds opgelegde aanslagen Inkomstenbelasting en tegen nog op te leggen aanslagen Inkomstenbelasting, verzoeken wij u met uw relatiebeheerder contact op te nemen.

In het bezwaarschrift zullen wij uitstel vragen van motivering, totdat er meer duidelijk is over de gevolgen van het arrest.

Wanneer wij geen bericht van u ontvangen gaan wij ervan uit dat u geen bezwaar wilt maken.

Wij vertrouwen u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben en zijn graag bereid een aanvullende toelichting te verstrekken.